Zes Stolpersteine liggen hier : twee voor het echtpaar van Collem-Jessurun Cardozo en vier voor het echtpaar Schenkolewski-Marx met hun jonge kinderen Mirjam (9) en Moses (8).

Levij van Collem
1880                 14.5.1943 Sobibor
Rachel van Collem-Jessurun Cardozo
1883                 14.5.1943 Sobibor
Isaak Schenkolewski
1906                 31.3.1944 Polen
Klara Schenkolewski-Marx
1907                 23.7.1943 Sobibor
Mirjam Schenkolewski
1934                 23.7.1943 Sobibor
Moses Schenkolewski
1935                 23.7.1943 Sobibor

De bovenste twee gedenksteentjes op deze plek zijn voor Levij van Collem (62) en Rachel van Collem-Jessurun Cardozo (59). Levij van Collem was slager en poorsjer. Zoon Hans overleefde de oorlog. Het echtpaar werd direkt na deportatie vermoord in Sobibor in mei 1943. Dochter Rozita trouwde in 1941 in Gouda en verhuisde daarna naar Amsterdam. Zij en haar man Frits Duijts kwamen net als haar ouders om in Sobibor.

Met de onderste vier Stolpersteine gedenken we Isaak Schenkolewski (38) uit Hamburg en Klara Schenkolewski-Marx (36) uit Recklinghausen met hunjonge kinderenMirjam (9) en Moses (8). Dit echtpaar kwam in februari 1941 bij van Collem op de zolder wonen. Isaak was procuratiehouder geweest bij een bedrijf van wolproducten in Hamburg. Klara Marx was kleuteronderwijzeres. In januari 1939 vluchtten ze naar Nederland, maar ook hier waren ze niet veilig. Moses en Mirjam moesten apart met een kindertansport naar Vught en Westerbork en vandaar met hun moeder Klara naar Sobibor. Daar kwamen zij om in juli 1943. Hun vader Isaak werd voor eind maart 1944 vermoord in Midden Europa.

Vroeger buurmeisje Beppie van Wiiligen-Boot herinnert zich de twee jonge kinderen nog goed, zoals ze samen keurig gekleed naar de synagoge gingen. “Het was net een plaatje”, zei ze. Beppie deed het licht uit en het gas aan op sjabbes. Haar vader hielp hen met boodschappen en andere zaken. En toen opeens was het gezin weg en heeft ze hen tot haar verdriet nooit meer gezien.